De insecten werden gekweekt, geoogst en verwerkt. Nu worden ze gebruikt door de leerlingen in een voedingsproduct (cake). Op deze manier leren ze hoe voedingsmiddelen samengesteld worden vooraleer ze in de rekken belanden. Verder wordt er ook geproefd van producten waarin al dan niet insecten verwerkt zitten (smaaktesten).
Doelen/Vaardigheden eigen aan de context
(de leerlingen kunnen …)
- een eigen stappenplan (recept) maken.
- een eigen stappenplan volgen.
- door smaaktesten eerlijk onderzoek met 1 variabele uitvoeren.
- het begrip duurzaamheid in zijn context kunnen verklaren in eigen woorden.
- M (wiskunde) verhoudingen, gewicht, afmeten, percentage… toepassen bij het uitvoeren van het recept.
- veilig aan de slag met keukenmateriaal.
Motivatie
Dit is de uiteindelijke voltooiing van het volledige proces: van het kweken van de insecten, over de oogst en verwerking naar de uiteindelijke toepassing in voedsel. De leerlingen leren hoe het voedsel dat ze in de supermarkt kopen meestal samengesteld is uit verschillende producten. Ze leren ook hoe producten gekeurd worden aan de hand van smaaktesten en dat hierbij niet alleen de smaak maar ook andere zintuigen en rol spelen (zicht, gevoel,…)
Eindtermen (Lager)
Wetenschappen en Techniek
1.1. De leerlingen kunnen gericht waarnemen met alle zintuigen en kunnen waarnemingen op een systematische wijze noteren:
1.2. De leerlingen kunnen, onder begeleiding, minstens één natuurlijk verschijnsel dat ze waarnemen via een eenvoudig onderzoek toetsen aan een hypothese.
1.3 De leerlingen kunnen in een beperkte verzameling van organismen en gangbare materialen gelijkenissen en verschillen ontdekken en op basis van minstens één criterium een eigen ordening aanbrengen en verantwoorden;
1.14. De leerlingen kunnen van courante materialen uit hun omgeving enkele eigenschappen aantonen;
1.23. De leerlingen tonen zich in hun gedrag bereid om in de eigen klas en school zorgvuldig om te gaan met afval, energie, papier, voedsel en water;
Leergebiedoverschrijdende eindtermen (Lager)
LL
3: De leerlingen kunnen op systematische wijze samenhangende informatie (ook andere dan teksten) verwerven en gebruiken.
4: De leerlingen kunnen eenvoudige problemen op systematische en inzichtelijke wijze oplossen.
SV
1.2 De leerlingen kunnen in omgang met anderen respect en waardering opbrengen.
1.3 De leerlingen kunnen zorg opbrengen voor iets of iemand anders.
1.4 De leerlingen kunnen hulp vragen en zich laten helpen.
1.5 De leerlingen kunnen bij groepstaken leiding geven en onder leiding van een medeleerling meewerken.
1.6 De leerlingen kunnen kritisch zijn en een eigen mening formuleren.
1.7 De leerlingen kunnen zich weerbaar opstellen naar leeftijdsgenoten en volwassenen toe door signalen te geven die voor anderen begrijpelijk en aanvaardbaar zijn.
1.8 De leerlingen kunnen zich discreet opstellen.
1.9 De leerlingen kunnen ongelijk of onmacht toegeven, kritiek beluisteren en eruit leren.
2. De leerlingen kunnen in functionele situaties een aantal verbale en niet-verbale gespreksconventies naleven.
3. De leerlingen kunnen samenwerken met anderen, zonder onderscheid van sociale achtergrond, geslacht of etnische origine.
Eindtermen (Middelbaar)
6.1: De leerlingen voeren bewerkingen uit met natuurlijke, gehele en rationale getallen.
6.44: De leerlingen gebruiken in wiskundige, natuurwetenschappelijke,
technologische en STEM-contexten gepaste grootheden en eenheden in een correcte weergave.
6.47: De leerlingen passen stapsgewijs de wetenschappelijke methode toe om een probleem te onderzoeken.
6.48: De leerlingen doorlopen een probleemoplossend proces waarbij kennis en vaardigheden uit meerdere STEM-disciplines geïntegreerd worden aangewend.
6.49: De leerlingen illustreren de wisselwerking tussen STEM-disciplines onderling en met de maatschappij.
6.50: De leerlingen beargumenteren keuzes die ze maken om een wiskundig, natuurwetenschappelijk, technologisch of STEM-probleem op te lossen.
Eindtermen basisgeletterdheid
BG6.3 De leerling gebruikt maatgetallen en eenheden van grootheden in functionele contexten.
BG 6.6 De leerling gebruikt wiskundige verhoudingen in functionele contexten.
Sociaal-relationele competenties
5.1 De leerlingen bewaken in interacties hun eigen fysieke en mentale grenzen. (transversaal - attitudinaal)
5.2 De leerlingen houden in interacties rekening met de opvattingen, fysieke en mentale grenzen en emoties van anderen. (transversaal - attitudinaal)
5.3 De leerlingen demonstreren hoe ze respectvol reageren tegen pest- en uitsluitingsgedrag. (transversaal)
5.4 De leerlingen demonstreren in informele en formele relaties geschikte sociale vaardigheden. (transversaal)
5.5 De leerlingen dragen in groepsactiviteiten met een welomschreven opdracht actief bij aan de uitwerking van een gezamenlijk resultaat. (transversaal)
Inleiding
Noot:
- klassen die maar een beperkte keuken hebben kunnen een klein aantal insecten verwerken.
- Een andere mogelijkheid is een bezoek aan ‘Het huis van de Voeding’ in Roeselare. Zij hebben goed uitgeruste en voldoende kookeilanden.
- Tot slot kan ook de film worden bekeken (in bijlage bij ‘downloads’ en/of ‘filmpjes’)
Wat kunnen we doen met onze verwerkte insecten (insectenpasta of gedroogd insectenmeel)?
Antw: uiteindelijk zijn we er (hopelijk) van overtuigd dat insecten eten een oplossing kan zijn.
Eigenlijk is de vraag hier hoe de leerlingen insectenmeel kunnen commercialiseren. Als je puur op voedingsstoffen werkt dan kunnen we gewoon zoals astronauten uit tubes eten zonder smaak.
Hoe kunnen we insectenmeel promoten? Door er iets lekker van te maken en dat laten proeven bij consumenten en later als echte vleesvervanger -omdat we toch nog steeds vasthangen aan het beeld van ‘vlees’. Burgers? Half gehakt, half meel? Iets wat op vlees lijkt? Het meel kan ook voor eiwitrijk brood gebruikt worden (wordt bij bejaarden gedaan die te weinig eiwitten binnen krijgen).
Pannenkoeken en cupcakes vinden mensen lekker.
(laat opsommen)
Wat hebben we nog allemaal nodig om tot een afgewerkt product te komen?
Hoe weten we welke combinatie het beste is?
Toetsen voorkennis leerlingen over hoe een pannenkoek, cake, burger,… gemaakt wordt
Opdracht vooraf: elke leerling brengt zijn recept mee voor een cupcake (of per groepje). Van daaruit kan besproken worden welke gemeenschappelijke ingrediënten ze hebben. We gebruiken er 4 of 5 (zie fase 1)
Fase 1: samenstelling van een cake
In eerste instantie wordt komen de leerlingen tot een recept waarbij er evenveel ingrediënten van elk gebruikt worden (Quatre-Quart).
Daarna worden de insecten erbij gehaald. Hoeveel insectenpasta gebruiken we? Voegen we het gewoon toe? Of vervangen we iets en hoeveel?
5 kolommen met 5 ingrediënten. Ofwel met gram laten werken ofwel een vaste eenheid (bvb afgestreken eetlepels)
Ze moeten dan altijd noteren wat ze veranderden maar toch hetzelfde gewicht per cupcake aanhouden, tegelijkertijd mogen ze maar 1 ingrediënt per keer veranderen (eerlijk onderzoek, variabelen.)
Fase 2: bereiding van de cake
In het Huis van de Voeding (HvdV) worden per groepje 5 cakejes gebakken. Eentje zonder insectenmeel, de andere 4 met wisselende hoeveelheden.
Ze nummeren de cakes (groepje 6, cakeje 3 wordt dan 6.3), en schrijven dit nummer met stift op het papieren bakvormpje volgens het eigen bedacht recept (de leerlingen volgen nu dus hun eigen gemaakt stappenplan).
Chronologische stappen volgen, juist afwegen, correcte tijden en temperaturen,…)?
Lesverloop cakes bakken:
Cupcakes bakken :
Organisatie :
De kinderen werken in groepjes van 2, maar staan in groepjes van 4 (om het gemeenschappelijk materiaal te delen zoals de weegschaal). Naargelang klasgrootte en beschikbaar materiaal kunnen ze per 3 staan (samen 6).
Per groepje van 2 bakken ze 5 cakes. De eerste cake is al ingevuld. Het is een cake met gelijk verdeelde ingrediënten (‘quatre-quart’) en is bedoeld als oefening om met het materiaal te werken en tegelijk de traditionele cake zonder insecten.
Materiaal :
Ingrediënten in voldoende hoeveelheden
Per 2 kinderen mes, lepel, vork, 2 mengkommetjes, cupcakevormpje (op onderzijde 1A, 2A, 3A, 4A, 5A voor de A-groep, idem voor B…-, C…- groep (afhankelijk van hoeveel groepjes er zijn)
Per 4 kinderen een keukenweegschaal, keukenrol.
Voorzie 2 bekertjes om een ei in te doen, het eiwit met eigeel wordt geroerd, het andere bekertje dient om te wegen.
Werkblad 1:
Per groepje van 2 is er een werkblad.
Figuren zijn bedoeld voor kinderen met taalmoeilijkheden of anderstalige leerlingen.
De kinderen krijgen een groepsletter, ze omcirkelen op hun werkblad hun letter.
Deze letter komt overeen met de cupcake vormpjes (met stift onderaan opschrijven) en zal het makkelijker maken om later de cakes te traceren en proeven. De letter komt ook in het schema onderaan het blad.
Het totaal van elke cake moet 100g zijn, maar er mogen ingrediënten in andere verhoudingen in. Voorbeeld: 30g boter, 10g insectenpasta, 20g meel, 20g suiker, 20g ei.
Werkblad 2:
Dit is een voorstel tot ordening van de cakes om uiteindelijk het beste recept te kiezen. Dit werkblad kan nog meer in detail gaan met bvb bolletjes kleuren (korrelig, smeuïg, zacht, hard, zoet, …) en/of een blinde test (met blinddoek, enkel proeven. Tussen elk stukje cake wordt er wat water gedronken.
(zie ‘Fase 3’)
Fase 3: evaluatie van de cakes
https://www.youtube.com/watch?v=l2czrYFEUqs
Bij dit onderzoek is er één grote variabele: de mens. Dit zou je ook kunnen laten doen in de klas.
Je zou ze kunnen laten testen met Red Bull en Golden power uit de Aldi, of Leo en Olé. Zelfde fabriek, zelfde smaak.
De commercial tegenwoordig gaat daar ook over. (om te antwoorden op de vraag ‘welke cakejes zijn het best ‘gelukt’’ , eerder: welke cakes zullen het best verkocht worden?)
Welke cakes zijn het best gelukt? Hoe bepalen we dit? Hier kunnen de cakes geproefd en vergeleken worden volgens het principe van de triangeltesten. Tussendoor water drinken. Er zullen niet alleen smaakverschillen zijn, maar ook de kleur, geur en textuur (gevoel in de mond) worden besproken en moeten genoteerd worden. (kan uit de leerlingen komen)
Wat zou nog een reden kunnen zijn om insecten aan de cake toe te voegen (de smaak van de klassieke cakes was toch al oké?)
Antwoord: Hierbij moet de kennis uit de eerste lessen naar boven komen. Als we insecten toevoegen bevat de cake meer eiwitten en minder suiker. Als we bovendien boter vervangen dan bevat de cake minder vetten en de vetten zijn ook gezonder. Hierbij wordt de cake ook duurzamer aangezien er minder boter, afkomstig van koeien, wordt gebruikt.
Dit is de laatste activiteit. Als het over commercialiseren gaat bij een breder publiek, kunnen ouders uitgenodigd worden bij de grote cakejesproefdag. Schoolfeest? Standje in de straat? Opendeurdag? Reclame maken? …
Materiaal
Per klas:
- Keuken van Huis van de Voeding
- Hokjes voor smaaktesten
- Boter, zelfrijzend bakmeel, suiker, ei
Per leerling:
Groeperingsvormen
Groepen van 4