Overzicht van de eindtermen lager en eerste graad secundair onderwijs binnen dit project

Lager

1.1. De leerlingen kunnen gericht waarnemen met alle zintuigen en kunnen waarnemingen op een systematische wijze noteren: 
1.2. De leerlingen kunnen, onder begeleiding, minstens één natuurlijk verschijnsel dat ze waarnemen via een eenvoudig onderzoek toetsen aan een hypothese. 
1.3 De leerlingen kunnen in een beperkte verzameling van organismen en gangbare materialen gelijkenissen en verschillen ontdekken en op basis van minstens één criterium een eigen ordening aanbrengen en verantwoorden; 
 
1.5. De leerlingen kunnen bij organismen kenmerken aangeven die illustreren dat ze aangepast zijn aan hun omgeving; 
1.6. De leerlingen kunnen illustreren dat de mens de aanwezigheid van organismen beïnvloedt; 
1.12. De leerlingen kunnen het verband illustreren tussen de leefgewoonten van mensen en het klimaat waarin ze leven; 
1.14. De leerlingen kunnen van courante materialen uit hun omgeving enkele eigenschappen aantonen; 
1.17. De leerlingen kunnen gezonde en ongezonde levensgewoonten in verband brengen met wat ze weten over het functioneren van het eigen lichaam; 
1.22. De leerlingen kunnen bij de verzorging van dieren en planten uit hun omgeving zelfstandig basishandelingen uitvoeren; 
1.23.° De leerlingen tonen zich in hun gedrag bereid om in de eigen klas en school zorgvuldig om te gaan met afval, energie, papier, voedsel en water; 
1.24. De leerlingen kunnen met concrete voorbeelden uit hun omgeving illustreren hoe mensen op positieve, maar ook op negatieve wijze omgaan met het milieu; 
1.25. De leerlingen kunnen met concrete voorbeelden uit hun omgeving illustreren dat aan milieuproblemen vaak tegengestelde belangen ten grondslag liggen; 
1.26.° De leerlingen tonen respect en zorg voor de natuur vanuit het besef dat de mens voor zijn levensbehoeften afhankelijk is van het natuurlijk leefmilieu. 
 

Secundair

6.1: De leerlingen voeren bewerkingen uit met natuurlijke, gehele en rationale getallen. 
6.4: De leerlingen passen benaderings-, afrondings- en schattingstechnieken toe bij het rekenen met getallen. 
6.9: De leerlingen berekenen omtrek en oppervlakte van vlakke figuren en oppervlakte en inhoud van ruimtefiguren. 
6.38: De leerlingen voeren een iteratief technisch proces uit in de verschillende ervaringsgebieden om een eenvoudig technisch systeem te realiseren vanuit behoefte(n) en criteria. 
6.39: De leerlingen bepalen de vereisten waaraan een technisch systeem moet voldoen om een technisch probleem op te lossen. 
6.40: De leerlingen ontwerpen een technisch systeem in functie van de bepaalde vereisten. 
6.41: De leerlingen realiseren het technisch systeem op basis van een ontwerp. 
6.42: De leerlingen testen of een technisch systeem voldoet aan de behoeften en criteria. 
6.43: De leerlingen gebruiken met de nodige nauwkeurigheid de gepaste meetinstrumenten, meetmethoden en hulpmiddelen om metingen, observaties, experimenten en terreinstudies uit te voeren. 
6.44: De leerlingen gebruiken in wiskundige, natuurwetenschappelijke, technologische en STEM-contexten gepaste grootheden en eenheden in een correcte weergave. 
6.47: De leerlingen passen stapsgewijs de wetenschappelijke methode toe om een probleem te onderzoeken. 
6.48: De leerlingen doorlopen een probleemoplossend proces waarbij kennis en vaardigheden uit meerdere STEM-disciplines geïntegreerd worden aangewend. 
6.49: De leerlingen illustreren de wisselwerking tussen STEM-disciplines onderling en met de maatschappij. 
6.50: De leerlingen beargumenteren keuzes die ze maken om een wiskundig, natuurwetenschappelijk, technologisch of STEM-probleem op te lossen. 
 
5.1° De leerlingen bewaken in interacties hun eigen fysieke en mentale grenzen. (transversaal - attitudinaal) 
5.2° De leerlingen houden in interacties rekening met de opvattingen, fysieke en mentale grenzen en emoties van anderen. (transversaal - attitudinaal) 
5.3 De leerlingen demonstreren hoe ze respectvol reageren tegen pest- en uitsluitingsgedrag. (transversaal) 
5.4 De leerlingen demonstreren in informele en formele relaties geschikte sociale vaardigheden. (transversaal) 
5.5 De leerlingen dragen in groepsactiviteiten met een welomschreven opdracht actief bij aan de uitwerking van een gezamenlijk resultaat. (transversaal)